‘Ik ben Gerbrand Bruin, geboren en getogen op Ameland. Het was hier in mijn jeugd wel anders. Er was niet altijd zoveel rijkdom als dat er vandaag de dag is. Als je nu bij mij thuis uit het raam kijkt, zie je een aantal boerderijen. Dat was vroeger niet mogelijk. Toen de dijk er nog niet stond, liep het zoute zeewater ontzettend hoog op als het stormde. De huizen waren ervoor gebouwd, want als je ergens binnenkwam ging je altijd eerst drie treden omhoog. Het water kwam nooit in de kamer, maar het kon wel in de gang komen. Het zakte vanzelf wel weer. De koeien die in de stal stonden waren nat tot aan hun uiers. Dat was allemaal heel gewoon. Mensen probeerden wel hun eigen kleine dijkje aan te leggen, maar dat hielp nou ook niet echt.
‘Begin twintigste eeuw is de dijk aangelegd, en toen kon de landbouw zich heel erg ontwikkelen. Dat kon daarvoor op zich ook wel, maar de man zat meestal op de visserij. Die was de hele zomer weg. De vrouw was dan alleen thuis, waar ze een of twee koeien had, waarvan de familie thuis kon leven. In dit opzicht, plus het gebruik van een eigen groentetuin, was men volledig zelfvoorzienend. Hout voor de kachel haalde je van het strand af. Er werd een hoop gejaagd op bijvoorbeeld konijnen, aangezien niet iedereen het inkomen had dat je vlees kon betalen. Maar alles was voor eigen gebruik, het was niet om te verkopen.
‘Toen de dijk werd aangelegd, had je ook nog veel gemeenschappen. Vooral veel geloofsgemeenschappen, en nu is het één eiland. De meeste protestanten woonden hier, aan de kant van Hollum, terwijl de meeste katholieken in Buren en Nes woonden. De katholieken betaalden in eerste instantie niet mee aan de dijk. Zodoende is deze aangelegd op een duin waar je altijd overheen moet als je van de ene kant van het eiland naar de andere kant van het eiland moet. Eigenlijk onderscheidt het de dorpen. Een paar jaar later was er wel geld bij de katholieken en toen is de dijk verder doorgetrokken.
‘De dijk heeft een hele hoop veranderd. Het zeewater kon er tijdens een storm niet meer over heen komen en kreeg je dus een betere productie voor de boeren. Toentertijd had je met tien koeien al geluk en was je een boer. De mannen die normaliter ‘s zomers op zee gingen, bleven thuis. Die gingen op de boerderij werken. Nog steeds was alles voor eigen gebruik.
‘Tegenwoordig doen mijn vrouw en ik ook nog deels aan zelfvoorziening. We hebben onze eigen moestuin. Groenten zijn het lekkerst als je ze zelf kweekt. De twee koeien van een boer verderop worden in de herfst geslacht, daar krijgen wij ook een deel van. Dat is echt, puur vlees. Maar we gaan ook naar de supermarkt. Het is een beetje een combinatie geworden van vroeger en het heden.’