‘Ik ben Pieter Jan Borsch, geboren in 1951 op Ameland, waar ik mijn hele leven ben gebleven. Ik heb alleen 5 jaar op de vaste wal gewoond om een vak te leren, monteur. Dit heb ik 20 jaar gedaan en daarna heb ik 25 jaar voor het Cultuurhistorisch museum in Hollum gewerkt, tot ik in 2013 met pensioen ging. Ik was beheerder van het museum en hield alles draaiende. Verder gaf ik veel lezingen, rondleidingen en excursies. Ook help ik nu nog wel eens als het museum mij nodig heeft.
‘In al die jaren dat ik op Ameland heb gewoond, is er veel gebeurd en veel veranderd. Vroeger was men vrijwel allemaal zelfvoorzienend. Er waren verschillende takken van inkomsten: landbouw, visserij en scheepsvaart. Ikzelf ben vroeger opgegroeid op een boerderij. Tegenwoordig hebben mensen het gemak om naar winkels te gaan en zijn mensen niet echt zelfvoorzienend meer. Mijn vrouw Tineke en ik zijn nog steeds zelfvoorzienend. Wij halen zelf mosselen, vis, Japanse oesters en garnalen uit de zee, precies genoeg zodat wij er samen van kunnen eten. Ook verbouwen wij onze eigen groente en aardappelen in onze moestuin en hebben we zonnepanelen. Wij kopen alleen ons vlees. Dit kopen wij van de neef van mijn vrouw, die koeien vetmest. Dit is dan ook echt biologisch Amelands vlees.
‘Verder, in het kader van Natura 2000, hebben wij eilanders samen met de overheid en diverse natuurorganisaties afspraken gemaakt over het historische medegebruik. Ook met Staatsbosbeheer. Wij willen als eilanders dat de gemaakte afspraken stand houden tot in de verre toekomst. Deze afspraken gaan onder andere over rijden op het strand met motorvoertuigen (volgens de APV van de gemeente), vissen met staand want op het strand (met vergunning van de gemeente), vissen met hengel vanaf het strand, garnalen vangen op het wad en op het strand, mosselen, kokkels en oesters rapen op het wad en zeepieren steken op het wad.
‘Ik heb erg leuke en grappige herinneringen aan mijn tijd hier. Nu ik met pensioen ben, kan ik veel meer tijd doorbrengen op het strand, net als toen ik nog een kleine jongen was. Wat ik mij altijd nog goed herinner, is dat toen ik een jaar of 12 was, er allemaal blikken melkpoeder en olie waren aangespoeld op het strand. Ik had mijn fiets mee naar het strand, en had wel 9 of 10 van die grote blikken met touwtjes aan mijn fiets hangen. Onderweg kwam ik ook glazen tegels tegen, die heb ik laten liggen. Mijn vader was boer, dus die melkpoeder kon hij mooi gebruiken om de kalveren te voeren. Later heb ik wel spijt gehad, want die tegels zijn voor altijd, nu heb ik nog wel 2 van die tegels.
Ook waren er ooit allemaal broeken aangespoeld, van die ribfluwelen corduroy broeken. Ze kwamen in alle kleuren die je kon bedenken. Het hele strand lag vol en iedereen was aan het passen en meten. Daarna, iedereen die je zag in het dorp, jong of oud, had zulke broeken aan. Het was erg bijzonder want we kenden ze alleen in het zwart, maar nu hadden we ook rode, gele en groene.
‘Iets wat mij nog altijd erg bij staat, is dat er ooit een partij drugs was gevonden. Dit was hartstikke mooi verpakt en helemaal in tape verbonden. Iemand uit Hollum die het had gevonden had het naar de politie gebracht. Zij hadden een mesje gepakt en gingen het proeven. Ze proefden dat er wel iets mee was, dus de burgemeester werd er ook bijgehaald. Uiteindelijk werd het pakketje naar het laboratorium in Leiden gebracht. Uiteindelijk bleek dat het Koopmans bakpoeder was. Deze grap was uitgehaald door een stel jongens, die nu een jaar of 40 zijn.
‘Wat ook al jarenlang aanspoelt, zijn tuinkabouters. De verf is er bij de meeste vrijwel af en ze zijn kapot gesleten, vandaar al die gaten. Wij hebben ze hier op de kast staan, maar ze belanden zo bij de Ikea voor een paar cent. Sommige zien er ook veel beter uit, omdat ze korter in zee hebben gelegen. Misschien is het al wel 10 of 15 jaar zo dat die tuinkabouters aanspoelen.
Ik ben als voorzitter van de Juttersvereniging erg actief met het schoonmaken van het strand. Eigenlijk kan ik jullie zoveel meer vertellen over alle bijzondere vondsten op het eiland, maar deze momenten staan me erg bij.’